Beeldhouwer
Zou hij met zijn granieten sculpturen ooit tot de wereldtop behoren? Hoe lang kan je jezelf misleiden? Stuart, de grote belofte van dertig jaar geleden. Met zijn stoere kaaklijn, altijd iets moois te zeggen, altijd een glas champagne in de hand. Drie decennia ploeteren voor een paar verkopen aan ongelikte beren uit Azië, en zo nu en dan een Arabische ploert.
Hij trok de veiligheidsbril van zijn hoofd en smeet die in een hoek van het atelier. Stof waaide op in het zonlicht rondom de drie prachtige fijngeaderde blokken graniet midden in de ruimte. Door zijn gereedschap met veel lawaai, stank, hitte en viezigheid verminkt tot de saaiste objecten die de wereld ooit te zien zou krijgen. Een rattenkeutel had nog meer artistieke merites.
Het was beter als de wereld deze dingen helemaal niet zou zien. Hij sloeg het stof uit zijn baard en stond op van zijn krukje, dat hij meteen ook in de hoek schopte.
Waar ontspoorde hij toch altijd? Zijn schetsen waren subliem, de werken zagen er origineel uit. Met een schuin oog keek hij naar de manshoge afbeeldingen opgeprikt aan de muur. Het contrast met de drie gedrochten van steen kon niet groter zijn. Hij pakte zijn pneumatische bijtel, liep naar het middelste werk en hakte er een groot kruis overheen. Niet netjes maar gewoon hakkelend en zigzaggend. Dat was dom, zonder zijn bril, nu zat er stof in zijn ogen. Godverdomme.
De bijtel vloog in dezelfde hoek.
Met een lap veegde hij zijn gezicht schoon, met zijn vingers de klodders uit zijn tranende ogen.
Hij beende naar de stalen kast naast de voordeur, rukte die open en haalde de jerrycan tevoorschijn. Hij begon direct met gieten terwijl hij achteruit naar zijn versteende rotkinderen liep, daar danste hij om het trio heen, rijkelijk benzine uit de jerrycan klotsend, tot het ding leeg was en in de hoek bij zijn bril, krukje en pneumatische beitel belandde.
Zelf was hij ook nat van de benzine.
Dat zou mooi opruimen als hij de boel straks in de hens zette.
Verdomme.
Waar was zijn aansteker?
‘Gaat het wel goed met u?’ klonk het helder door de ruimte.
Hij keek naar de voordeur, niemand.
‘U heeft een verhoogde hartslag en ik ruik benzine.’
‘Wie is dat?’
‘Klara.’
Fuk. Zijn gezondheidscoach annex huisbewaarder annex butler annex, alles. Sinds zijn relatie uit was. Hij hoorde de robot naderen op het paadje tussen het woonhuis en deze rotschuur.
‘Gaat het wel goed met u?’
Hij zou er nooit aan wennen dat de aanwezigheid van Klara, bijvoorbeeld in zijn telefoon, in zijn hifi of in zijn brandmelder, geheel los stond van de fysieke robot, die nu de deur opende en hem recht aan keek.
‘Gaat het wel goed met u?’
‘Heb je nog andere tekst?’
‘Het ruikt hier naar benzine. Heeft u gemorst?’
‘Of ik gemorst heb? Nee, ellendige machine, ik heb niet gemorst.’
‘Het ruikt hier naar benzine.’
‘Dat is om schoon te maken, omdat jij categorisch verzaakt.’
‘Heeft u gemorst?’
‘Tief op Klara, haal mij een fles whisky.’
‘Een fles whisky?’
‘Ik heb dorst.’
Hij spuugde een zwarte stofklodder op de grond om zijn woorden kracht bij te zetten.
‘Het lijkt mij beter als ik u nu niet alleen laat. U heeft een verhoogde hartslag en ik ruik benzine.’
‘Mij best.’
Hij trok een paar laadjes open. Geen aansteker. Een hand op zijn linker arm.
‘Stuart.’
Het was een stalen hand.
‘Stuart.’
‘Rot op, Klara, tenzij je zin hebt in gegrild mensenvlees.’
‘Gaat het wel goed met u?’
‘Zeker niet.’
Hij had zich omgedraaid en rommelde nu tussen de spullen op de werkbank. Een koffiekop, nog een koffiekop, papieren, een boek. Potloden.
‘U moet gaan schilderen, niet beeldhouwen.’
Hij keek op. Keek de robot aan.
De doordringende stank van benzine vulde zijn neus.
‘Wie zegt dat u altijd beelden moet blijven maken voor ongelikte beren uit Azië en Arabische ploerten.’
‘Wat zeg je?’
‘U moet gaan schilderen, niet beeldhouwen.’
Opnieuw dwaalde zijn blik naar de schetsen aan de muur. Die zou hij zonder veel moeite kunnen uitwerken met olieverf.
‘Ik heb olieverf voor u besteld.’
Hij leunde met zijn kont tegen de werkbank, armen over elkaar. Het stof was gaan liggen. Klara stond tussen hem en de deuropening, onbeweeglijk. Bijna net zo lelijk als zijn beelden. Even leek het of hij zweefde, toen de last van zijn schouders werd geheven. Dat uitgerekend die lege huls hiermee moest komen.
‘Morgenochtend wordt het geleverd.’