Zoet

Het was eind 1794. Marie liep hand in hand met haar buurmeisje Anne door de Hinthamerstraat, haar andere hand onder haar te grote jak gestoken en haar voeten in poetsdoeken gewikkeld tegen de kou. Kleine sneeuwvlokjes dwarrelden in het matte decemberlicht. Haar pijnlijk lege maag herinnerde aan hun bestemming: de bakker. Een kar reed rakelings langs haar heen, ze hoorde geschreeuw in die vreemde tongval die ze regelmatig hoorde sinds de Fransen in oktober waren gekomen.
“Ik wil niet…” begon Anne, toen de bakkerij in zicht kwam.
“Heb jij dan geen honger?”
“Jawel, maar je mag niet stelen.”
Moeder had gezegd dat volgens de Fransen iedereen gelijk was, zowel arm als rijk. En dat de protestanten nu niet meer de baas waren. Dus dan hadden zij als katholiek toch evenveel recht op brood?
“We zijn nu toch gelijk?”
Marie negeerde de kramp in haar maag en versnelde haar pas.
“Marie! Je vader is toch zijn handwerk aan het verkopen bij de koopman? Dan kan hij straks toch een bol voor je kopen?”
“Ik heb nú honger!”
Marie opende de deur van de bakkerij en trok Anne achter zich aan naar binnen. Ze liet haar los achter de enige klant die er stond en ging zelf aan de zijkant staan, naast de toonbank. Om een zoete bol te stelen moest ze achter de toonbank komen. Daarom moest haar vriendin de bakkersvrouw afleiden, liefst tijdens het helpen van die andere klant.
Maar ze keek nu recht in de doordringende blik van de bakkersvrouw die haar vinger heen en weer bewoog voor haar gezicht.
Nu keek ze naar Anne, die nog op dezelfde plek stond, met hangende schouders en haar blik op de grond gericht. Stelen ging makkelijker als het druk was. Ze hoorde de klant gedag zeggen, dus moest ze snel zijn. Ze hoefde alleen maar een bol te pakken en dan zo hard mogelijk te rennen. Ze bukte en zette een paar stappen richting de manden achter de toonbank.
Een sterke hand greep haar schouder en draaide haar om, gidste haar langs Anne naar de deur, waar de klant net doorheen was gestapt.
“Maak dat je wegkomt!”
Na een flinke duw struikelde ze de straat op. Toen ze omkeek zag ze Anne stijfjes en met vuurrode wangen naar buiten komen.
Marie stak haar tong zo ver mogelijk uit naar de bakkerij terwijl Anne zei: “Zullen we naar de Sint Jan gaan?”
“Waarom?”
“Dan kan je bidden voor je broertje en dat je een zoete bol mag krijgen.”
Haar broertje was een paar dagen geleden ziek geworden, daar wilde ze eigenlijk niet aan denken.
“Mogen we daar naar binnen dan?”
“Hij is nu van ons, omdat wij katholiek zijn. Niet meer van de protestanten. Wij zijn er al naar de mis geweest!”
“Mij best.”

Ze liepen naar de zij-ingang, naar de rechter van twee metershoge dubbele deuren, die een kleiner deurtje bevatte. Daarop hing een groot pamflet met strenge letters. Marie zou dolgraag weten wat het betekende, maar had geen flauw idee. Ze herkende alleen een paar losse letters. Moeder had gezegd dat nu de Fransen er waren ze misschien naar school zou kunnen. Daar kon ze leren hoe letters werkten en hoe je er hele verhalen mee kon maken. Dat leek haar fantastisch.
Ze keek door het sleutelgat en zag eenvoudige houten banken zonder rugleuning op een stenen vloer en als ze iets omhoog keek een stukje van het kleurige raam aan de overkant.
Ze legde haar hand op de deurklink die meegaf. Ze keek naar Anne die nauwelijks merkbaar knikte.
Voorzichtig duwde Marie de deur een eindje open en stak haar hoofd naar binnen. De houten banken stonden in rijen opgesteld tussen grote stenen kolommen die naar de hemel reikten. Het dak verdween in de schemering, zo hoog was het.
Ze voelde Anne steeds harder in haar rug duwen en voor ze er erg in had waren ze naar binnen gestapt en sloten de deur achter zich. De harde klik galmde door de ruimte. Marie trok haar hoofd tussen haar schouders en zag Anne hetzelfde doen. Toen er verder niets gebeurde liepen ze heel zacht over de ongelijke stenen een stukje naar voren.
Rechts waren honderden kaarsen aangestoken in een enorme kroonluchter en in veelarmige standaards die op de grond stonden. Hoog in het midden hing een groot beeld van Christus aan het kruis gemaakt van donker hout dat glom in het kaarslicht. Voor het beeld stond een tafel vol vazen met de mooiste bloemen, losse takken en glinsterend glaswerk. Daarvoor lag een dik schoon kleed bovenaan een aantal brede traptreden. Marie merkte dat ze was vergeten te ademen en slaakte een zucht.
Het knagen van haar maag kwam ook weer terug.
Toen pas zag ze de grote dennenbomen aan weerszijden van het spektakel. Ze wist niet dat bomen binnen groeiden! Ze wees Anne erop.
“Dat zijn kerstbomen, en er komt ook een echte kerststal, zei de priester.”
Dit was oneindig veel mooier dan de schuurtjes waar ze tot nu toe naar de mis was gegaan.
Ze liepen verder naar het midden van de kerk en daarna over het brede gangpad tussen de banken naar voren. Op hun geschuifel na bleef het doodstil.
Bij de voorste rij banken stopten ze. Marie voelde de warmte van de kaarsen op haar gezicht. Ze merkte dat Anne op de grond was geknield, volgde haar voorbeeld en sloot haar ogen.
“Heer,” begon ze in haar hoofd,
“Laat mij een zoete bol krijgen en laat mijn broertje beter worden en …”
Achter hen kraakte het, een luchtstroom gleed langs haar wangen. Ze opende haar ogen en zag de kaarsen flakkeren. Een dreun werd gevolgd door voetstappen. Snel schoven ze tussen de banken ieder aan een kant van het gangpad. Het bonken tegen de banken en het geruis van hun stugge kleding leek oorverdovend. De voetstappen naderden en stopten. Door haar wimpers zag Marie de brede geborduurde zoom van een wit gewaad vlak boven de stenen zweven.
“Wat doen jullie hier?” klonk het boven hen.
Marie hoorde Annes maag heel hard knorren. Ze wilde haar boos aankijken maar zag dat Anne haar ogen omhoog gericht had. Ze volgde haar blik en keek recht in een bleek pafferig gezicht. De mond met dikke vochtige lippen zei: “Hebben jullie honger?”
De stem was hees en schor en vervolgde, niet onvriendelijk: “Kom, ik moet de wijn nog klaarzetten en de klokken nog luiden.”
Ze volgden de man terug door het middenpad naar het andere eind van de kerk en door een deurtje naar een schemerduistere keuken. Marie voelde Anne haar hand grijpen en hard knijpen, ze kneep stevig terug.
De man liep naar een tafel waarop ze wel vier hele broden onderscheidde. Het leek of het zien van de broden de pijn in haar maag erger maakte.
“Is dat van god?”
“Natuurlijk duifje,” antwoordde de man, “van god en van de bakker, wat er gister over was.”
Hij brak een brood doormidden en gaf een helft aan Anne, die het dichtst bij hem stond.
“Hier,” zei hij, en nu keek hij Marie aan, “je gebeden zullen verhoord worden.”
Marie zag Anne het razendsnel onder haar kleding steken, zich omdraaien en het op een lopen zetten. Samen renden ze door de kerk bonkend op de stenen naar de deur waardoor ze binnen waren gekomen. Marie rukte die open en liet Anne naar buiten. Ze renden de straat op, ontweken een stilstaande kar en een groep werklui. Schoten vlak langs een stel Franse soldaten en sprongen over de benen van zittende bedelaars. Ze stopten pas bij hun eigen huizen.
Marie steunde hijgend tegen de muur terwijl Anne de homp brood tevoorschijn haalde, doormidden scheurde en haar de grootste helft aanreikte, “Extra voor je broertje.”

“Hoe kom je daar aan?”
Vroeg haar moeder, ze had nog donkere vlekken rond haar ogen.
“Van de kerk.”
Ondanks de honger, die weer begon te knagen nu ze bijkwam van het rennen, gaf ze het hele stuk brood. Ze knuffelde haar moeders heupen door de dikke rok. Ze voelde moeders hand rusten op haar rug. De lange omhelzing maakte de dwingende honger minder erg.
“Het gaat juist beter met je broertje, ik zal hem een stukje brood geven als ik het in bier heb geweekt.”
Toen kwam vader binnen, hij had zijn beurs in de hand en Marie zag meteen dat die niet leeg was. Ze zag ook dat zijn andere hand vanuit een diepe jaszak langzaam omhoog kwam en een prachtig stervormig koekje tevoorschijn toverde. Het was een groot koekje, met wit glazuur en rode en groene spikkels suikergoed erop.
Vader glimlachte en zijn ogen twinkelden.
Marie rende op hem af en ontving een ruwe prikkende kus op haar voorhoofd terwijl ze het koekje uit zijn hand pakte. Ze stapte de straat op en riep Anne.
Gezeten op de bevroren modder deelden ze de lekkernij. Eindelijk! Met elk stukje, dat Marie goed kauwde en aandachtig doorslikte, werd het knorren van haar maag minder.

Schrijf reactie:

Koop mijn boek!

Mijn Science Fiction novelle ‘Tijd met mijn buurman’ is te koop als e-book en als paperback. Te bestellen bij de lokale boekhandel en bol.com.
Meer weten.